Appenzeller Sennenhond
1 Rasinformatie
Rasvereniging
Nederlandse Vereniging voor Appenzeller en Grote Zwitserse Sennenhonden. Opgericht op 16 februari 1975 als de Nederlandse Vereniging voor Appenzeller, Entlebucher en Grote Zwitserse Sennenhonden. Na afsplitsing van een deel van de leden heeft de Raad van Beheer besloten dat met ingang van 1 januari 2001 de vereniging de naam Entlebucher niet meer in de naam mag voeren. De vereniging heeft nog steeds een Entlebucher werkgroep, die de belangen van de 130 leden met een Entlebucher Sennenhond vertegenwoordigt. (Website: www.sennenweb.nl)
Oorsprong
De oorsprong van dit middelgrote Sennenhondenras gaat terug naar de boerenhond die in de Zwitserse Alpen, speciaal in het kanton Appenzell, van oudsher gebruikt werd als veedrijver en veehoeder en als waakhond. Het zijn compact gebouwde honden met een specifieke krulstaart ‘posthoorntje’ Heel beweeglijk en onvermoeibaar. In het begin van de twintigste eeuw legden enkele liefhebbers zich toe op de zuivere fokkerij van deze destijds in uiterlijke verschijning weinig uniforme honden . In 1906 werd de Zwitserse Club voor Appenzeller Sennenhonden opgericht. Prof. Dr. Albert Heim, een groot bewonderaar van de Zwitserse Sennenhonden, legde in 1914 de eerste standaard voor de Appenzeller vast. (Bron: www.sennenweb.nl)
Type
De Appenzeller Sennenhond is een herdershond en waakhond.
Huidig gebruik
De Appenzeller Sennenhond fungeert als huishond en is goed af te richten als verdediging-, lawine- of rampenhond.
Karakter
Het karakter van de Appenzeller Sennenhond is gevormd door het gebruik voor het werk. Zij moesten zelfstandig het vee hoeden en drijven en zullen daarom graag het voortouw nemen. Door hun lichaamsbouw zijn deze honden uiterst wendbaar. De Appenzeller Sennenhond is een hof- en erfhond, goed honkvast en waaks en wil huis en hof beschermen tegen indringers. Het ras is zeer temperamentvol, slim en alert en heeft een groot uithoudingsvermogen. Met zijn typische, doordringende blaf, al kwispelend en het liefst hoog springend, toont hij zijn stormachtig temperament. Een zeer typische eigenschap van de Appenzeller is een zekere mate van wantrouwen tegenover vreemden. Voor eigen mensen en bekenden absoluut niet. Deze eigenschap maakt dat de Appenzeller Sennenhond niet zonder meer geschikt is voor iedereen.
Opvoeding
De Appenzeller Sennenhond heeft een baas nodig, die zich bewust is van hondengedrag en die goed kan observeren. In de opvoeding kan men het gewenste gedrag dat de hond toont, belonen en verder ontwikkelen. Het is beter ongewenst gedrag te negeren of op een andere rail te zetten. Dus proberen af te leiden en tot gewenst gedrag omturnen, het liefst spelenderwijs. Zo ontstaat een geweldige band en zal de Appenzeller voor je door het vuur gaan. Voor de een zal dit betekenen dat de opvoeding in het dagelijkse werk meegenomen kan worden, maar voor de ander eist dit een op regelmatige tijden gericht bezig zijn met de hond. Hoeveel tijd dat kost, varieert van hond tot hond.
Algemeen beeld
De Appenzeller Sennenhond is een middelgrote, vrijwel vierkant gebouwde, in alle opzichten harmonisch ontwikkelde, krachtig gespierde en levendige hond met een humoristische expressie.
Bouw
De Appenzeller Sennenhond heeft een vaste en rechte rug. Rond-ovale doorsnede van de ribbenkast. Gespierde bouw.
Vacht en onderhoud
Stokhaar, stevig en vlak aanliggend, dicht en glanzend. De onderwol zwart of bruin, grijze onderwol is ongewenst.
Staart
Hoog aangezet, krachtig, van gemiddelde lengte, dicht behaard met iets langere beharing aan de onderzijde. Bij het gaan boven het kruis en iets zijwaarts opgerold gedragen.
Kleur
Zwarte of chocoladebruine grondkleur met roestbruine en witte symmetrische aftekeningen. Roestbruine vlekken boven de ogen mogen bij de Appenzeller Sennenhond niet ontbreken. Duidelijk zichtbare witte bles op het voorhoofd, doorlopend over de voorsnuit en deze omvattend. Wit aan de hals en de borst , dat niet onderbroken mag zijn, aan alle vier de voeten en aan de staartpunt. Het roestbruin aan de benen, ter weerszijden van het hoofd en de voorsnuit en aan de borst dient steeds tussen het wit en de zwarte of chocoladebruine grondkleur te zijn. Een nekvlek en een smalle halve witte halsring zijn toegestaan, een zeer smalle hele halsring is toegestaan, maar niet gewenst.
Hoogte en gewicht
De schofthoogte van de Appenzeller Sennenhond reu is 52-56 cm en van de Appenzeller Sennenhond teef 50-54 cm. Het gewicht van de Appenzeller Sennenhond reu is 30 tot 32 kg. De Appenzeller Sennenhond teef weegt 25 tot 28 kg.
2 Rasgebonden ziekten (erfelijk en anatomisch)
2.1 Erfelijke ziekten2.2 Anatomisch gerelateerde ziekten
2.1 Erfelijke ziekten
Deze aandoeningen komen bij dit ras vaker voor dan gemiddeld en zijn bewezen erfelijk of er bestaat een zwaar vermoeden dat de ziekte erfelijk is. Het wel of niet optreden van de ziekte is sterk afhankelijk van de manier van overerving van de genen van de ouderdieren. >> Lees meer over erfelijkheid en overerving .
Veel voorkomend
Belangrijke en relatief veel voorkomende aandoeningen in dit ras. Deze aandoeningen kunnen ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid en medisch en/of chirurgisch ingrijpen noodzakelijk maken.
- geen gedocumenteerde aandoeningen
Minder vaak voorkomend
Minder vaak voorkomende en/of minder ernstige aandoeningen bij dit ras.
- geen gedocumenteerde aandoeningen
Sporadisch voorkomend
Deze aandoeningen komen slechts sporadisch voor bij dit ras.
- geen gedocumenteerde aandoeningen
2.2 Anatomisch gerelateerde aandoeningen
Deze aandoeningen zijn op zich niet erfelijk maar komen vaker voor door de anatomische bouw van dit ras. Deze anatomische bouw is wel weer erfelijk en de kenmerken behoren zelfs tot de raskenmerken.
- geen gedocumenteerde aandoeningen
Heeft u nog vragen naar aanleiding van dit artikel of genoemde aandoeningen? Neemt u dan contact met ons op, wij staan u graag te woord. Mist u nog belangrijke informatie op deze pagina? Stel ons dan op de hoogte via de mail.